Lisa

Voorgeschiedenis

Ik ben geboren in Amsterdam in 1955. Ons gezin bestond uit vader, moeder en een vijf jaar oudere broer, Simon. In 1957 kreeg mijn moeder bijbelstudie van Jehovah's getuigen. Het leven in een paradijs leek haar wel wat en in 1959 liet ze zich dopen.

In datzelfde jaar verhuisden wij voor mijn vaders werk naar Wenen in Oostenrijk. Mijn vader had geen enkele interesse in dat geloof, maar liet mijn moeder hierin vrij. Hij vond het echter niet goed dat zijn kinderen 's avonds mee gingen naar de vergaderingen.

In Wenen nam mijn moeder mij wel mee van huis tot huis. Ik was een jaar of vijf en herinner mij dat ze ergens in een trappenhuis bij een vrouw aan de deur stond. Achter die vrouw, in de gang, speelde een meisje van mijn leeftijd onder een deken. De vrouw had belangstelling en wilde wel een bijbelstudie. Na verloop van tijd is die vrouw gedoopt. Inmiddels was er vriendschap ontstaan tussen de vrouw en mijn moeder, en tussen mij en het meisje dat onder de deken speelde: Heidi. De vrouw bezat een groot buitenhuis in het Wienerwald en regelmatig gingen we daar naar toe. Dat zijn mooie herinneringen!

In 1962 verhuisden we weer naar Amsterdam. Af en toe nam mijn moeder mij mee naar de vergaderingen en ook mocht ik mee naar de boekstudie op vrijdagavond. Mijn moeder kreeg in de gemeente een vriendin met drie kinderen, die bij ons om de hoek woonde: Truus. Met haar ging ze af en toe van huis tot huis. Toen ik ouder werd, gingen de dochter van Truus, die dezelfde voornaam had als haar moeder, en ik een keer per week 's avonds mee van huis tot huis. Nee, de moeders gingen niet met hun dochters langs de deuren, maar ze gingen gezellig samen en de kinderen mochten ook samen. We gingen altijd naar dezelfde flat, wat de dames als hun persoonlijke gebied beschouwden. Dat kon toen blijkbaar nog. Ik heb geen idee wat Truusje en ik aan de deur zeiden, maar ik herinner me wel dat we zo vaak de slappe lach hadden, dat we geen woord konden uitbrengen als die deur open ging. Verspreiden deden we bijna nooit wat, maar ik telde wel mee als verkondiger.

Mijn broer en ik kregen bijbelstudie van mijn moeder, maar mijn broer haakte af. Mijn moeder vertelde me dat hij er alleen maar om moest lachen en dat het hem niet interesseerde. Later schoot de bijbelstudie er vaak bij in en op een gegeven moment stopte het.

Truus en mijn moeder waren hechte vriendinnen en mijn moeder haalde met haar Volkswagenkevertje Truus en haar kinderen iedere week op om ergens in Amsterdam de vergaderingen te bezoeken. Ik mocht ook mee. Alleen zondagmiddag sloeg mijn moeder de vergadering meestal over, omdat mijn vader dan graag naar het bos of het strand wilde om te wandelen. Mijn moeder vond dat wel best. Ze had so-wie-so een beetje haar eigen ideeën over dingen, zoals bijvoorbeeld feestdagen. Zelf was ze jarig op 25 december en ze vond het heerlijk om kerstmis te vieren. Zogenaamd omdat mijn vader 'niet in de waarheid' was, kocht ze altijd een kerstboom, ofschoon hij er weinig om gaf. Ook mocht ik gewoon meedoen aan Sinterklaas en op mijn verjaardag kreeg ik cadeautjes en mocht ik snoep uitdelen op school. Niemand heeft daar ooit geweten dat ik een getuige-kind was. Op de middelbare school hield ik dat trouwens ook angstvallig geheim. Daarnaast vond mijn moeder het geen probleem dat ik op ballet wilde en later op gymnastiek. Mijn beste vriendinnetje op de lagere school was mijn buurmeisje: geen getuige! Pas later werden Truusje en ik vriendinnen, maar toen zat ik al op de middelbare school.

Dat veranderde allemaal toen ik een jaar of 15 was. Ik trok een beetje op met mijn broer die experimenteerde met drugs. Als hij een joint draaide, mocht ik meedoen, maar ik vond er niet veel aan. Wel begon ik toen te roken, tot ontsteltenis van mijn moeder. Maar dat vond ik een beetje hypocriet, want als Truus 's morgens op de koffie kwam en ik kwam tussen de middag thuis uit school, dan betrapte ik de vriendinnen regelmatig met een sigaretje in de hand en een flesje wijn op tafel.

Mijn broer had een vriend, Gerrie, en we werden verliefd op elkaar. Hij wilde graag verkering met me en ik antwoordde dat ik dat wel wilde, maar dan moest hij wel bijbelstudie nemen. Ik heb nog steeds geen idee waarom ik dat zei. Het geloof interesseerde me in die tijd matig en ik ging alleen mee naar de zaal omdat Truusje daar was. Die werd meer gepusht door haar moeder. Maar ik beschouwde mezelf wel als Jehovah's getuige en wilde dus dat Gerrie, mijn vriendje dat ook zou worden. Gerrie kreeg studie van een jonge broeder, die op Bethel woonde, en ik mocht meedoen. Voor het eerst kreeg ik echt belangstelling voor het geloof. Na een half jaar al zijn Gerrie en ik gedoopt. Het was zomer 1971. Ik was 16 jaar en Gerrie 19.

Mijn leven als gedoopte Getuige

In 1971, het jaar waarin ik gedoopt ben, haalde ik mijn diploma van de middelbare school. Mijn vader wilde graag dat ik een secretaresseopleiding zou gaan doen, maar ik had er geen zin in. Ik ging liever hele dagen werken ergens op een kantoor, net als Truusje.

Mijn vriend Gerrie moest dat najaar gekeurd worden voor militaire dienst en werd goedgekeurd. In die tijd moesten broeders nog gewoon in dienst en vervangende dienst was verboden door het Besturend Lichaam (BL). Gerrie werd opgeroepen, maar verscheen niet, dus haalde de marechaussee hem met een busje op en bracht hem naar de gevangenis in Scheveningen. De hele gemeente wist ervan en leefde ontzettend met me mee. Er was in die weken een kringvergadering en ik weet nog hoe hartelijk iedereen was. Het voelde als een warm bad. Wat een liefde!

De detentie duurde zes weken tot er een rechtszaak kwam. Gerrie werd niet veroordeeld, maar afgekeurd op S5. Toen begreep ik niet zo goed wat dat was, maar het klopte wel dat Gerrie een psychisch wat labiele jongen was. Na een paar maanden ging onze verkering uit.

In de gemeente ging ik inmiddels om met verschillende jonge meisjes die pionierden en opeens wilde ik dat ook wel. Ik vond een baan voor halve dagen als telefoniste bij een bank en in april 1972 begon ik met de vakantiepioniersdienst, zoals dat toen heette. In september ging ik in de 'gewone'. Ik was een ijverige student en in de gemeente had ik het erg naar mijn zin. De speciale pioniersdienst of Bethel, dat leek me in die tijd wel wat.

In 1973 kon ik een baantje krijgen bij Peter, een broeder die een eigen zaak had. Peter verkocht van huis uit allerlei spullen die met het schaakspel te maken hadden, zoals boeken, spellen, formulieren etc. Hij verstuurde die spullen met de post en ik tikte de facturen. Zijn vrouw Marian en dochter Tineke hielpen beiden mee in de zaak en hoewel Tineke pas 15 jaar was, pionierde zij ook. Verder werkten er een broer en een zus, Erik en Petra, beiden pioniers. Hun moeder Koos was weduwe. Als we allemaal in dat kleine driekamerwoninkje aan het werk waren, barstte het huis uit zijn voegen. Daarom kwam Peter op het idee om het Wachttorengenootschap aan te bieden dat hij wel ergens wilde dienen waar de behoefte groter was. Hij kon zijn zaak immers makkelijk meenemen. We zouden dan met een groep van zeven mensen, waarvan vier pioniers verhuizen naar een plaats waar weinig Getuigen waren. Uiteindelijk kwamen we terecht in Raalte.

Toen een vriendinnetje in Amsterdam hoorde dat ik naar Raalte zou verhuizen, wilde ze ook mee. Peter en Marian vonden dat echter een groot probleem, omdat het meisje net 17 was. Mij leek het echter wel leuk om met mijn vriendin daar op een kamer te gaan wonen en we zetten ons plan door. Haar ouders steunden ons hierin. De weerstand in het Amsterdamse groepje was echter ongekend groot. Het ging zelfs zo ver dat Marian niet meer met me sprak en ook Petra en Erik begonnen mij te negeren. Maar ik was ambitieus en wilde zo graag dienen waar de behoefte groter was, dat ik doorzette. En zo verhuisden we in februari 1974 naar twee nieuwe, naast elkaar gelegen eengezinswoningen in Raalte. Mijn vriendin zou in april volgen en tot die tijd zou ik bij Marian en Peter wonen.

Wat was ik ongelukkig daar! Ik was pas 18 jaar en voor het eerst het huis uit. Ik miste mijn moeder en Amsterdam. Raalte ligt in Overijssel en wist ik veel dat de mensen daar een heel ander gevoel voor humor hebben! De gemeente was klein en ik kende niemand. Het negeren door Marian en de groep uit Amsterdam ging daar gewoon door. Behalve Peter en zijn dochter Tineke werd ik met de nek aangekeken. Dat is best lastig als je in hetzelfde huis woont, met elkaar aan tafel zit, met elkaar werkt en samen langs de deuren gaat. Ik vond het verschrikkelijk en voelde me doodongelukkig. Om de week ging ik een weekend naar mijn ouders om weer op te laden.

In april vond ik een kamer bij een broeder en zuster in Heino, die groot genoeg was voor mijn vriendin en mij en opgelucht verhuisde ik mijn spulletjes daar naar toe. Wat een verademing! Mijn vriendin en ik konden het goed samen vinden en we hadden de grootste lol. Wel bleef ik in Peter's zaak werken.

Na verloop van tijd kreeg Marian ruzie met Koos, de moeder van Petra en Erik, die naast haar woonde. Dat liep hoog op. In de gezamenlijke achtertuin stond op een morgen in het midden ineens een rij coniferen. Die hadden ze daar 's nachts neergezet. Marian had spijt dat ze mij bijna een half jaar genegeerd had en ze gaf Koos daar de schuld van: die had haar tegen mij opgestookt! Ik kende het mens niet eens tot aan de verhuizing.

Je kreeg vervolgens twee kampen in de gemeente: Peter, Marian en Tineke, samen met mijn vriendin en ik. En daar tegenover Koos met haar twee kinderen Petra en Erik. De laatste, Erik, heeft ons het leven bijzonder zuur gemaakt. Hij deed er alles aan om ons te treiteren. Omdat er zo weinig broeders waren, leidde hij alle velddienstacties. Iedere middag reden mijn vriendin en ik op ons brommertje naar een of ander dorp of afspreekpunt. Erik reed ons dan, uiteraard zonder te groeten, in zijn kleine autootje voorbij. Als we ook maar een minuut te laat kwamen, was hij al vertrokken. Daar stonden we, zonder gebied, tien kilometer van huis. Maar volgzaam als we waren, vonden we het belangrijk de velddienstbijeenkomsten te ondersteunen.

De pesterijen gingen door. Als ik de afwezigen genoteerd had en hem het briefje gaf, keek hij me koel aan: 'Had ik gezegd dat je afwezigen moest noteren?' vroeg hij. De volgende keer noteerde ik dan maar geen afwezigen en vervolgens vroeg hij om de A'tjes. Het is wel eens voorgekomen dat hij mij 's middags, tijdens een velddienstbijeenkomst, naar huis stuurde, omdat ik de dag ervoor niet had gedaan wat hij zei. Ik was nabezoeken gaan brengen en was niet naar het gebied gegaan dat hij mij had toegewezen. Alsof hem dat iets aan ging!

Mijn vriendin kon op een gegeven moment niet meer tegen het getreiter en haar vader wilde dat ze terugkwam naar Amsterdam. Zelf ging ik weer bij Peter en Marian wonen omdat ik dan niet met mijn brommer naar mijn werk hoefde.

Die winter van 1974/75 was het erg koud en regenachtig. Ik ging meestal met Tineke in de velddienst en op onze brommer legden we vele kilometers af in de kou en de regen, terwijl Erik en zijn zus lekker in zijn warme auto zaten. Uiteraard heeft hij nooit aangeboden of we met hem mee wilden rijden.

De ruzie tussen de beide Amsterdamse families begon langzaam te escaleren en zelfs de ouderlingen begonnen zich ermee te bemoeien. Toen de kringopziener kwam, praatte hij met alle betrokkenen, behalve met mij. Echter zonder resultaat.

Ik bemerkte bij mezelf dat ik steeds somberder werd en ik kon het vaak niet meer opbrengen om in de velddienst te gaan. Mijn uren haalde ik niet meer. Zelfs het werken op kantoor lukte me niet altijd. Soms lag ik hele dagen in bed te slapen en te piekeren wat ik nou moest doen: teruggaan naar Amsterdam of in Raalte blijven? Ik bad steeds om hulp tot God, maar kwam er niet uit. Ik sprak erover met verschillende ouderlingen in Amsterdam en Raalte, maar iedereen zei wat anders. De een zei dat ik moest volharden en de ander zei: ga terug naar je moeder. Maar omdat mijn moeder eens had gezegd dat haar huwelijk met mijn vader, dat nooit zo goed was geweest, aanmerkelijk verbeterd was sinds ik het huis uit ging, leek me dat me de slechtste optie. Ik kon niet meer eten van de stress en op het laatst woog ik nog maar 49 kilo. De dokter zei dat ik overspannen was. Dat heette toen zo. Nu weet ik dat ik toen mijn eerste ernstige depressie had.

Die zomer van 1975 werd alles anders. Door mijn depressiviteit kreeg ik allerlei suïcidale gedachten en radeloos besloot ik op een dag naar Amsterdam te gaan om er daar een einde aan te maken. Op het Centraal Station belde ik Peter die me overhaalde om weer terug te komen.

De volgende dag ging ik met hem mee naar een schaaktoernooi in Groningen. Onderweg daar naar toe merkte ik dat de sfeer tussen ons veranderd was. We mochten elkaar altijd al heel graag, maar opeens vertelden we elkaar allerlei persoonlijke dingen. We beseften dat we verliefd op elkaar waren.

Nu wist ik opeens zeker dat ik weg moest uit Raalte en snel ook, want dit wilde ik niet. Peter liet mij echter niet los en kwam me achterna. Toen mijn moeder een keer boodschappen deed, belde hij op en vroeg of ik met hem meeging. En dat deed ik, tot over mijn oren verliefd! Na twee weken kwam ik tot bezinning en wilde terug naar huis. Ik wist dat dit een ernstige fout was en wilde zo niet verder. Hierna volgde er uiteraard een comité vergadering: Peter werd uitgesloten en ik kreeg een openbare terechtwijzing. De pioniersdienst kon ik verder wel vergeten.

Peter liet mij echter nog steeds niet los. Weer belde hij op en vroeg of ik met hem meeging. Zijn ouders waren op vakantie en wij mochten in hun huis. Ik zwichtte. Een ouderling uit Amsterdam nam daar contact met me op en zei dat ik opnieuw voor het gerechtelijk comité moest verschijnen. Als ik niet kwam opdagen, zou ik automatisch worden uitgesloten. Ik ging niet en werd uitgesloten. Omdat ik dit toch een onverdraaglijke gedachte vond en me schuldig voelde tegenover Jehovah en Marian, besloot ik onze relatie te beëindigen en ging terug naar huis.

Ongeveer een maand later stond Peter plotseling voor mijn neus en zei dat Marian de echtscheiding had aangevraagd. Hij vroeg of ik met hem wilde trouwen en ik stemde toe. Ik dacht: zijn vrouw wil van hem scheiden omdat hij overspel heeft gepleegd. Dat betekent dat hij vrij is om te hertrouwen! En zo gebeurde het. We trouwden in februari 1976 en gingen in Arnhem wonen. De zaak verhuisde mee en een jaar later werd onze zoon Michel geboren. Pas veel later kwam ik er achter dat niet Marian, maar Peter de echtscheiding had aangevraagd.

Ondanks dat we uitgesloten waren, bezochten Peter en ik trouw de vergaderingen. Dat was op zich iedere keer een heel nare ervaring, want de hele groep negeerde ons, ze mochten ons niet eens groeten. Wij op onze beurt mochten ook geen contact maken met de broeders en zusters en in die tijd leerde ik langs mensen heen te kijken zonder ze te zien. Toch hielden we vol, want we wilden heel graag hersteld worden. De ouderlingen twijfelden echter aan mijn berouw, want ik vond het moeilijk om te zeggen dat ik spijt had, omdat ik van Peter hield. Pas na anderhalf jaar, vlak voor de geboorte van onze zoon, werden we hersteld. De gemeente applaudisseerde en reageerde heel hartelijk. Velen kwamen op kraamvisite en nodigden ons bij hen thuis uit.

In de loop van het jaar daarna kostte het Peter steeds meer moeite om de vergaderingen te bezoeken en hij werd inactief. Ook ik bezocht de bijeenkomsten onregelmatig en werd tenslotte inactief. We hadden het te druk met onze zaak en om de een of andere reden boeide het ons niet meer zo. Bovendien had ik geen zin om er steeds alleen heen te gaan. Peter werd lid van een schaakclub en die speelde toevallig net op de avond dat er vergadering was. Op het laatst ging Peter helemaal niet meer. Een tijd later kwam ik erachter dat hij buitenechtelijke relaties had. Weer werd hij uitgesloten. Ons huwelijk liep na acht jaar op de klippen en de zaak ging failliet. Ik was er helemaal kapot van en heb het niet zien aankomen. In het voorjaar van 1984 ging ik met mijn zoontje van bijna zeven jaar in de Amsterdamse Bijlmer wonen en we leefden van de bijstand. Na enkele jaren kwam zijn uitgesloten vader bij ons in de buurt wonen en Michel bezocht hem iedere week. Ik had er geen moeite mee dat hij contact met hem had. Het was toch zijn vader?

Intussen probeerde mijn moeder me weer over te halen met haar mee te gaan naar de vergaderingen en met tegenzin ging ik een keer mee. Een ouderling en zijn vrouw, met wie ik vroeger veel contact had gehad, haalden me over om weer bijbelstudie te nemen. Ik merkte dat ik een stuk kritischer was geworden en deze keer durfde ik allerlei vragen te stellen waar ik altijd mee had rondgelopen. Geduldig beantwoordden ze mijn vragen en namen zo mijn twijfels weg. Na verloop van tijd begon ik voorzichtig de draad weer op te pakken en bezocht af en toe de vergaderingen in mijn eigen gebied. Ik was er nog steeds van overtuigd dat het 'de waarheid' was en het liefst wilde ik weer een actieve Getuige worden. Maar helaas had ik inmiddels een alcoholprobleem ontwikkeld en had ik vaak last van depressies. Dat weerhield me ervan om regelmatig de vergaderingen te bezoeken. Toch deed ik mijn best mijn zoon het geloof bij te brengen. Ik gaf hem bijbelstudie en nam hem mee in de velddienst.

Michel stond ervoor open. Als ik niet naar de zaal wilde en hij wel, belde hij een broeder op in onze flat en reed met hem mee. Hij kreeg vrienden in de gemeente en liet zich uit eigen vrije wil op 14 jarige leeftijd dopen. Hij was zelfs zo enthousiast dat hij na zijn eindexamen in de pioniersdienst wilde. In die tijd kwamen er in onze gemeente speciale pioniers en ik nodigde hen uit om eens per week bij ons te komen eten. Michel had heel goed contact met de broeder en heeft veel steun aan hem gehad. Op 20 jarige leeftijd ontmoette hij een pionierster en in 1999 trouwde hij met haar.

Het jaar daarvoor kwam er een ander pioniersechtpaar in de gemeente en ook die nodigde ik bij ons thuis uit. De zuster werd een goede vriendin van mij en door haar voorbeeld werd ik steeds ijveriger in de dienst. Ik kreeg bijbelstudies en ging af en toe in de tijdelijke pioniersdienst. Ik was iemand die niet twijfelde aan de interpretaties van de bijbel in de Wachttorenpublicaties. Wat het Besturende Lichaam zei, was waar en moesten wij doen. Wel stoorde het mij dat zusters zo'n ondergeschikte rol vervulden. Waarom mochten zusters de Wachttoren niet voorlezen? Dat is toch geen onderwijs geven? Of andere dingen doen? Waarom mocht je geen nette, lange broek aan? Maar ik legde mij erbij neer dat het was zoals het was en slikte alles voor zoete koek. Dingen die ik niet begreep, liet ik 'aan Jehovah over'. Ik wist dat er afvalligen waren die boeken hadden geschreven, maar haalde het niet in mijn hoofd om die te lezen. Dat mocht immers niet! Als dat uit kwam, was je zelf afvallig!

Toch speelde de alcohol mij regelmatig parten en moest ik enkele keren voor het gerechtelijk comité verschijnen. Ik kreeg dan restricties en mocht een poos geen antwoord geven. Ook had ik nog steeds last van depressies en suïcidale gevoelens.

Na drie jaar werden mijn vriendin en haar man overgeplaatst naar Groningen en was ik haar kwijt. Ik was daar erg verdrietig over en miste haar enorm. En hoewel ik nog wel andere vriendinnen had in de gemeente, ging het daarna bergafwaarts met mij. Ik ging weer drinken en werd depressief. Ik dreigde zelfs mijn baan kwijt te raken en overwoog om buiten de stad te gaan wonen. “Kom naar Vlissingen”, zei mijn aan heroïne verslaafde broer die daar al 25 jaar woonde. Zo gezegd, zo gedaan. Ik verkocht mijn appartement, werd ontslagen en toog naar Vlissingen. Het was augustus 2002.

Hoe ik ermee gestopt ben

In Vlissingen werd ik vriendelijk ontvangen door de gemeente en ik hoopte daar een nieuwe start te maken. Maar dat was best moeilijk. Ofschoon de broeders en zusters aardig waren, voelde ik me in de zaal erg alleen. Toch kreeg ik er een goede vriendin met wie ik kon praten en met wie ik optrok. Ze had een hartelijk gezin en nodigde mij regelmatig uit.

Het onderwijs in de gemeente was echter van een ander niveau dan in Amsterdam, waar wel eens goede gastsprekers kwamen. In Vlissingen was het vooral erg saai. Het was ook niet gemakkelijk om in mijn nieuwe woonplaats de alcohol te laten staan en al na een jaar zat ik ik weer voor een gerechterlijk comité dat mij niet alleen restricties gaf, maar ook een openbare terechtwijzing! Ze wisten wel van wanten daar in Zeeland! Ik voelde me zo vernederd. Dag reputatie!

De man van mijn vriendin in Groningen was inmiddels kringopziener geworden in het Papiamento-veld. In Vlissingen was ook zo'n groep en ik bood aan dat ze tijdens hun bezoek bij mij zouden logeren. Dat leek me reuze gezellig. Ze wilden wel, maar het mocht niet van de ouderlingen. Ik was immers niet van onbesproken gedrag! Het kwetste me enorm.

In het najaar van 2003 besloot ik professionele hulp te zoeken voor mijn alcoholprobleem. Tijdens deze therapie werd mij geadviseerd een opleiding te gaan volgen. Dat leek me wel wat. Ik ging naar de Hogeschool Zeeland en meldde me aan voor de opleiding Social Work. Ik moest ook stage lopen en ontdekte daar dat de meeste cliënten roken. Omdat ik het best lastig vond contact te maken met deze wereldse mensen vroeg ik een cliënt eens om een sigaret. Dat smaakte best en het praatte inderdaad makkelijker. Dus deed ik het vaker. Maar nu had ik wel een probleem, want op roken staat uitsluiting. Mijn zoon was razend toen ik het hem vertelde.

In de loop van 2004 begon het geloof me steeds meer tegen te staan. Ik vond de vergaderingen saai en ergerde me aan de automatische oplossing voor alle geestelijke problemen: gebed, studie, velddienst, omgang etc. Als je dat doet, komt alles goed. Nou, voor mij werkte dat niet. Ik ging steeds minder naar de vergaderingen en dacht op een gegeven moment: wat doe ik hier eigenlijk?

In oktober van dat jaar besloot ik pas op de plaats te maken. Even geen vergaderingen en geen druk van buitenaf. Ik zette 'de waarheid' op een laag pitje en nam tijd voor mezelf. Ik concentreerde me vooral op mijn opleiding en stage.

Mijn twijfels namen toe. Het geloof benauwde me, ik vond het allemaal zo klein. Ik praatte er wel over met Michel, mijn vriendin en zelfs de ouderlingen die mij bezochten, maar niemand kon dat tij keren. Ik vond namelijk dat veel 'wereldse' mensen ook heel goede dingen doen. Ik zag in die tijd een documentaire over een vrouw die iedere avond met een busje langs alle Moskouse metrostations reed om dakloze kinderen die daar leefden eten te brengen. Dat vond ik liefdevol! Dat zet pas zoden aan de dijk! Niet dat zinloze geleur langs de deuren wat mensen alleen irriteert.

Andere dingen die me stoorden was het eeuwige geblader en gezoek in de bijbel om ondersteuning te vinden voor een bepaalde zienswijze. Je mag bijvoorbeeld niet masturberen, maar de bijbeltekst die men dan aanhaalt (Kol. 3:5) heeft daar niets mee te maken. Volgens mij zijn seksuele gevoelens, of je nou wel of niet getrouwd bent, volkomen normaal. Ook zette ik mijn vraagtekens bij al die zogenaamde tweede vervullingen in deze tijd. Alles wat de Israëlieten was overkomen tijdens de ballingschap en terugkeer naar hun land, gebeurt op de een of andere manier ook in onze tijd. Je moet er maar op komen. Eigenlijk vond ik dat God er maar een ingewikkeld spelletje van maakte om hem en het ware geloof te vinden. Waarom was hij niet duidelijker in die bijbel?

In de loop van 2005 kwamen de ouderlingen regelmatig aan de deur, maar ik deed niet open. In oktober van dat jaar was ik een keer niet zo alert en stonden ze voor mijn neus. Omdat ik nog steeds therapie volgde en het wel eens voorkwam dat ik een terugval had en een fles wijn dronk, stelden ze vast dat er nog steeds sprake was van alcholmisbruik. Misbruik? Wat een onzin! Dat was helemaal niet waar! Dan zou ik niets eens therapie mogen volgen! Maar ze luisterden niet naar me en zeiden dat ze met elkaar zouden overleggen en terugkomen. Na een maand kwamen ze weer om me uit te nodigen voor een comitévergadering een week later. Even was ik in paniek. Wat nu? Ik wilde niet uitgesloten worden, want ik wilde mijn zoon niet kwijt. Ik besloot erheen te gaan en zo min mogelijk te zeggen. Desnoods zou ik liegen, maar ik zorgde ervoor dat ze me niet zouden uitsluiten.

En zo gebeurde het. Tijdens de comitévergadering veinsde ik berouw. Uiteindelijk besloten ze me niet uit te sluiten, maar de voorzitter zei wel dat hij nog nooit zo'n extreem introvert iemand had ontmoet. Mijn strategie van zo weinig mogelijk zeggen had gewerkt. De volgende dag stuurde ik hem een mailtje waarin ik schreef dat hij nooit meer aan mijn deur moest komen. Als ik contact wilde met een ouderling, nam ik zelf wel het initiatief. Ze zijn nooit meer langs geweest.

Gevolgen van mijn beslissing

Ik moet eerlijk zeggen dat ik het hele gedoe van vergaderingen bezoeken, studeren, in de velddienst gaan en bidden tot God geen seconde heb gemist. De enige die ik miste was mijn vriendin in Vlissingen die niet meer met me wilde omgaan. Ik was nu slechte omgang, toch?

Als ik de gevolgen moet samenvatten van het verlaten van de religie van JG, dan moet ik vaststellen dat het me vrijheid heeft opgeleverd. Geen gedwongen levensstijl, geen opgedrongen filosofieën.

Het contact met mijn zoon is inmiddels helemaal hersteld. Ook hij heeft het geloof inmiddels de rug toegekeerd. In de loop van 2012 belde hij me eens op en vertelde dat zijn huwelijk voorbij was en dat hij zijn vrouw zou verlaten. Hij vertelde dat hij een vriendin had in Colombia. Ik schrok me wezenloos! Colombia? Zo ver? Hij vertelde dat hij haar via internet had leren kennen en het klikte zo goed dat hij haar die zomer wilde bezoeken. De consequentie van uitsluiting nam hij op de koop toe. Inmiddels is hij al een paar jaar getrouwd met zijn Sandra en hij is zielsgelukkig.

Michel verdiepte zich in allerlei websites van ex-Jehovah's getuigen of afvalligen zoals ze denigrerend door het Wachttorengenootschap (WTG) worden genoemd. Het bleek dat hij in de tijd dat hij een Getuige was, veel kritischer was dan ik. Hij had altijd al z'n vraagtekens bij verschillende leerstellingen en jaartallen. Jeruzalem vernietigt in 607 v.G.T.? Klopt niet. 1914 een gekenmerkt jaar? Onzin. Hij kon vele voorbeelden opnoemen van interpretaties door het WTG die vergezocht waren of ronduit niet waar. Hij wees mij op het boek van Raymond Franz: Gewetensconflict. Raymond Franz was de broer van de toenmalige president van het WTG en lid van het BL. In het boek geeft hij een inkijkje in de gang van zaken aan de top. Ademloos las ik het boek en pas toen viel het kwartje bij mij echt.

Raymond Franz vertelt dat de vergaderingen van het BL helemaal niet zo democratisch verliepen. Zeker in de tijd dat broeder Knorr de baas was, durfde de rest hem nauwelijks tegen te spreken. Stak hij tijdens een stemming zijn hand op, dan deed de rest dat ook. Kritiek kon hij niet verdragen.

Er werd over allerlei onderwerpen gestemd en als twee derde het ermee eens was, werd het standpunt aangenomen en het nieuwe licht gepubliceerd. Op een gegeven moment werd er gestemd over vervangende dienstplicht. Twee derde min een was voor. Net een stem te weinig dus en het nieuwe standpunt werd niet ingenomen. Dit ging ten koste van duizenden jongemannen die jarenlang de gevangenis in moesten en opgezadeld werden met een strafblad. Een paar jaar later kwam het weer ter sprake en toen was er een opeens wel een meerderheid.

Een ander punt dat mij raakte in het boek was zijn mening over het van huis tot huis predikingswerk waar ik altijd zo mijn twijfels over had. Het leek zo zinloos om steeds weer bij mensen aan te bellen die alleen maar geïrriteerd raken door JG. Ik vond het nooit zo van deze tijd. Raymond Franz legt in zijn boek uit dat de interpretatie van de teksten waaruit zou moeten blijken dat je van deur tot deur moet gaan, helemaal niet kloppen.

Ronduit stuitend vond ik het feit dat het WTG getrouwde mannen en vrouwen wijs maakte dat anale en orale seks verboden was. Veel broeders en zusters biechtten vervolgens hun 'zonden' aan de ouderlingen op met alle gevolgen van dien. Huwelijken zijn erdoor gestrand. Tot er enkele jaren later een klein berichtje kwam dat het eigenlijk toch een zaak is tussen man en vrouw.

Bloedtransfusies is nog zo'n onderwerp. Jarenlang was het verboden, tot je opeens wel bepaalde fracties tot je mocht nemen. Het werd nu aan je eigen geweten overgelaten. Hoeveel mensen zijn er niet gestorven omdat ze bloed of fracties weigerden?

En natuurlijk las ik het verslag van zuster Andersen die het kindermisbruik binnen de gelederen van JG aan de kaak stelde. De zogenaamde twee getuigen regel, waardoor ouderlingen de zaak binnenskamers proberen te houden. Zij doen geen aangifte en ook de ouders wordt afgeraden aangifte te doen. De pedofiel kan vrolijk zijn gang gaan ten koste van vele verwoeste kinderlevens.

Talloze voorbeelden kan ik nog opnoemen, maar ik heb er gewoon geen zin in. Ik ben er zo klaar mee.

In eerste instantie ben ik zelf dus zo'n beetje de waarheid uitgesukkeld en omdat ik het totaal niet miste, liet ik het zo. Ik had wel twijfels en vond het geloof benauwend, maar ik heb niet vol overtuiging gebroken met JG. Diep in mijn hart dacht ik toch: als er een waar geloof is, dan toch Jehovah's Getuigen. Misschien als ik bejaard ben, dat ik weer terug ga. Nou, sinds ik dat boek heb gelezen, ben ik volkomen genezen. Dat nooit meer!

Mijn situatie nu

Hoe het nu met me is? Ik ben nu 60 jaar en het is tien jaar geleden dat ik voor het laatst een koninkrijkszaal van binnen zag. In overleg met mijn zoon heb ik me nooit officieel teruggetrokken. Terecht zei hij: 'waarom zou je die moeite doen? Het voegt niks toe'. Ik realiseerde me dat als ik dat zou doen, ik weer een regel van het WTG zou gehoorzamen en dat weiger ik.

Hoewel ik niet in wrok om kijk, voel ik me toch behoorlijk besodemieterd. Ik snap niet dat ik zo naïef alles aannam wat daar werd gezegd. Het geloof heeft me gevormd en heeft mijn leven bepaald, maar ik was er zelf bij en ben er zelf verantwoordelijk voor. Aan een kant heeft het geloof me in zekere zin beschermd, maar aan de andere kant heeft het me ontzettend veel ontnomen.

Sinds ik 'de waarheid' verlaten heb, heb ik nooit meer contact gezocht met broeders en zusters. Door mijn verhuizing van Amsterdam naar Vlissingen ben ik al veel mensen uit het oog verloren. En in Vlissingen kreeg ik door de therapie en mijn opleiding weer nieuwe vrienden.

Na mijn opleiding tot sociaal pedagogisch hulpverlener, kon ik een baan krijgen als ervaringsdeskundig begeleider senior bij de Ggz in Eindhoven. Daarvoor ben ik naar een dorpje in Brabant verhuisd. Maar het valt niet mee om hier nieuwe sociale contacten te vinden. De feestdagen vier ik nog steeds niet, omdat ik er geen gevoel bij heb. Het zegt me niks.

Geloven doe ik eigenlijk helemaal niet meer en ik beschouw mezelf als agnost. Ik vind het nog steeds moeilijk om in de evolutietheorie te aanvaarden, maar in een onzichtbare schepper geloven kan ik niet meer. Iedereen moet maar geloven wat hij zelf wil, maar ik krijg er de kriebels van als ik mensen dingen hoor beweren die een religie aan onzichtbare, niet bewezen krachten toeschrijft. Of het nou christelijk is of wat dan ook. Als ik zie hoe fanatiek mensen in het Midden Oosten iedereen die geen islamiet is veroordelen, dan denk ik: Jehovah's Getuigen zijn net zo! Ze vermoorden weliswaar niemand, maar ik heb nog nooit een broeder of zuster horen zeggen dat hij/zij er problemen mee heeft dat Jehovah tijdens Armageddon bijna de hele mensheid uit gaat roeien. Eigen schuld!

De broeders en zusters draag ik over het algemeen geen kwaad hart toe. Het zijn vaak goede en deugdzame mensen, die zich er niet van bewust zijn dat ze enorm worden misleid. Behalve het BL en alle andere mensen die verantwoordelijk zijn voor de manipulaties, indoctrinaties en hun interpretaties van de bijbel waarmee ze het leven van miljoenen mensen vergallen en relaties ruïneren. Maar ja, eigenlijk zijn zij ook misleid door hun voorgangers.

En Erik? Die vergeef ik nooit. Die mag hangen.